Categorie: De staat van de lokale democratie

  • Een lokale democratie die dicht bij de leefwereld van mensen staat, dat zou het ideaal moeten zijn. We zien dat de realiteit anders is. Niet om te somberen, maar de kwaliteit en effectiviteit van de lokale democratie staat onder druk. En dat schreeuwt om een antwoord. 

    De lokale democratie staat onder druk. Ik zie in de lokale democratie vier, voor dit stuk, relevante trends: 

    (1) De trend in het Nederlandse bestuurlijke bestel is centralisatie. Ondanks decentralisatie bewegingen in onder andere het sociale domein worden er steeds meer zaken op landelijk niveau geregeld. Gemeenten en provincies worden meer en meer uitvoeringsorganisaties van het Rijk. Met een tekort aan financiële middelen, zoals voor de jeugdzorg en de wet maatschappelijke ondersteuning. 

    (2) Het uitvoeren van taken van gemeenten worden complexer en complexer. In beginsel is dat niet erg, maar het vraagt wel om volksvertegenwoordigers en bestuurders die in staat worden gesteld om hun rol en taak te vervullen. En we zien in gemeenteraden steeds meer moeite om het gesprek te voeren over de thema’s die inwoners raken. 

    (3) Er is een wirwar aan regionale samenwerkingsverbanden met een beperkte democratische legitimatie ontstaan. Gemeenteraadsleden vinden dit al complex, laat staan dat inwoners weten wat daar gebeurt. Dit ‘niemandsland’ (zoals de Raad voor het Openbaar Bestuur dit al noemde) zorgt voor uitholling van het lokale en decentrale bestuur. 

    (4) Inwoners hebben al langer niet het gevoel dat het gemeentebestuur er voor hen is. Ook lokaal staat de relatie tussen inwoner en overheid onder druk. Laten we eerlijk zijn. Te lang zijn er vrij defensieve antwoorden gegeven als het gaat om een gedegen visie op het lokale bestuur en de ontwikkeling ervan. In Frankrijk heeft de regering het lef gehad om de bestuurlijke indeling in 2016 te hervormen door regio’s samen te voegen. De bestuursstructuur en -cultuur in Frankrijk is niet te vergelijken met Nederland, maar het zou ons moeten zeggen dat ons bestuurlijk huis niet eeuwigdurend kan bestaan. 

    Democratie vraagt om organisatie dichtbij de leefwereld van mensen

    Ik realiseer me dat het functioneren van de lokale democratie van meer afhangt dan alleen structuren. Bij structuurdiscussies wordt al snel gesproken over opschaling. Dat is niet mijn ideaal. Een bestuursorgaan en de daarbij horende ondersteunende organisatie dient voldoende kracht hebben om taken en verantwoordelijkheden op te pakken. En grotere organisaties zijn nu eenmaal beter in staat om kwetsbaarheden op te vangen. 

    Maar daar gaat het niet over. De toekomst is aan lokale en regionale gemeenschappen. En democratie moet zoveel mogelijk aansluiten bij de leefwereld van mensen en de samenleving. Omdat de overheid altijd dienend is aan de gemeenschap. De overheid is primair om de kwaliteit van leven in de ‘cirkels’ waar mensen leven te versterken.

    De leefwereld van mensen bevindt zich in buurten, wijken en dorpen. Daar is ontmoeting, is men actief in verenigingsverband, of anderszins. Voor grotere voorzieningen is de nabij gelegen centrumplaats beschikbaar. De stad heeft een centrale plek gekregen in de regio. De stad wordt ten opzichte van de natiestaat al langer meer kracht toegedicht, onder andere door de politicoloog Benjamin Barber. (2012).

    Kortom, leefwerelden van inwoners zouden centraal moeten staan. Die aansluiting tussen gemeenschap en overheid is er op veel plekken niet. Herindelingen zijn vaak het resultaat geweest van het ontbreken van bestuurskracht, en de vraag over leefwereld wordt zelden gesteld. Het woord ‘gemeente’ verwijst naar ‘gemeenschap’, of zoals men in Frankrijk ‘commune’ gebruikt. En is een gemeente die op elk beleidsthema een ander samenwerkingsverband in de regio heeft een voorbeeld van een overheid die aansluit bij de leefwereld van mensen? 

    Het antwoord is nee. 

    Daarom wil ik een lans breken voor de hervorming van ons bestuurlijk stelsel, en wel met de volgende drie componenten: 

    (1) Maak mogelijk dat dorpen, wijken en steden een gemeente kunnen vormen met een beperkt takenpakket en een beperkte (bestuurlijk en ambtelijke) organisatie. Gericht op het vertegenwoordigen van de belangen van inwoners op de andere bestuurslagen. 

    (2) Vorm een grotere bestuurslaag (ik wil wegblijven bij een woordendiscussie, maar noem het departement, het (Duitse) ‘Kreis’, stadstaat of iets anders) rondom de steden of centrumdorpen in Nederland, met verregaande bevoegdheden op fysiek en sociaal domein, met financiële slagkracht en sturingsmogelijkheden op gemeenten. Dit om de slag- en bestuurskracht van kleinere gemeenten op te vangen. Alle huidige samenwerkingsverbanden kunnen een plekje krijgen in deze bestuurslaag. 

    (3) Maak het mogelijk dat de decentrale bestuurslagen kunnen verschillen in bevoegdheden en taken, zolang taken maar zijn belegd op een van de bestuurlijke niveaus. Deze zogenaamde differentiatie is in het Verslag Van Zwol (2021) ook als zodanig benoemd. 

    Slotopmerkingen

    Ik weet dat discussies over het bestuurlijke huis van Nederland gevoelig leggen, net als pogingen om bestuursorganen zoals de burgemeester en de gemeenteraad anders te organiseren. Echter, met een samenleving in transitie, en met gemeenschappen en mensen die een overheid wensen die hun leefwereld begrijpt, is het tijd om de leiding te nemen in het debat over de toekomst van het Nederlandse decentrale bestuurlijke stelsel.

  • De formatie staat (weer) op het punt van beginnen. Deze week starten de gesprekken nadat de VVD en D66 een concept-regeerakkoord hebben geschreven. Ik ben uiteraard benieuwd wat er in staat. Nu er voor de andere politieke partijen nog alle ruimte is om input te leveren, heb ik voor hen ook nog een aantal suggesties als het gaat om het lokaal bestuur.

    Grijp in op het jeugdzorgdomein

    De discussies in het jeugdzorgdomein gingen in de afgelopen kabinetsperiode vaak over geld. Zes jaar decentralisaties heeft in de jeugdzorg (nog) niet gebracht wat het zou moeten brengen. Te veel jongeren professionele lijken hulp nodig te hebben. De kernvraag is: hoe komt dat? Verwachten wij, samenleving, onderwijs en ouders, niet te veel van de ontwikkeling van een kind? En labelen we niet teveel kinderen die ‘iets’ hebben?

    De druk op ouders en onderwijs om hulp te zoeken voor een kind met lichte problemen neemt teveel toe. Terwijl ons ideaal toch moet zijn om zo min mogelijk kinderen professionele hulp aan te bieden en alleen als dat echt nodig is? Want dit ‘normaliseren’, zoals dat juist in de volksmond niet is geen heten, is ons eerlijk gezegd niet gelukt.

    Zorg is een verdienmodel geworden. Een zorgbedrijf gaat op zoek naar klanten, naar omzet. Daar is op zich niks mis mee, maar het is wel goed om afspraken en normen vast te leggen. Is het dan gek dat de aantallen zorgvragers toeneemt? En wat vinden wij eigenlijk van zorgbedrijven die forse winsten boeken?

    Zorg is geen commercieel product. Veel te veel jongeren zijn in de jeugdhulp terechtgekomen. Het maatschappelijk streven moet zijn om zo veel mogelijk jongeren in de vertrouwde omgeving te laten opgroeien, in het onderwijs, thuis en in de eigen omgeving. Het is onze stellige overtuiging dat veel van de lichte jeugdzorg hoort op die plek.

    Veel gemeenten worstelen met de jeugdzorg. Aan de Rijksoverheid om gemeenten daarin te ondersteunen en dus ook in te grijpen waar het niet goed gaat. Let op, dat is wat anders dat centraliseren.

    De Regionale Energiestrategieën (RES) zijn niet (meer) het instrument om de klimaatdoelen te halen

    Ik ga hier geen pleidooi houden voor een stevig klimaatbeleid. Dat doen anderen al. Maar de wijze waarop in de afgelopen jaren keuzes zijn voorgesteld in de energietransitie verdient geen schoonheidsprijs. Want welke democratische legitimiteit ligt er eigenlijk onder deze ingrijpende keuzes? Het regionale karakter van het RES-bod maakt dat er weinig maatschappelijke betrokkenheid sprake is. Ja, er zijn inspraakrondes, maar wat is dat waard als het via het college van gemeente X, naar de gemeenteraad van gemeente X, naar het complete bod van regio Y gaat? Dan blijft er van dat kleine belang weinig over. Nu is dat door goede participatievormen (maar ingewikkeld!) nog een klein beetje te repareren. Ingewikkelder is de legitimiteit als je moet constateren dat een gemeente door deze constructie wel mag invullen hoe zij maatregelen gaan nemen, maar niet de principiële keuze op tafel kunnen leggen of zij zelf een maatregelenpakket zouden willen nemen. Daarmee is alle democratische grond verdwenen. Zullen we het dan maar niet meer over draagvlak hebben?

    Dit leidt af. Zoals u ziet. Tijd voor ingrijpende maatregelen voor de industrie? En zullen we dat op Rijksniveau, of waar het kan, op provinciaal niveau doen? Daarmee zet je stappen. De opbrengsten uit de RES zijn maar kruimelwerk.

    Neem gemeenten en provincies serieus en houdt de lokale democratie vitaal

    De relatie tussen de Rijksoverheid enerzijds en anderzijds de provinciale en gemeentelijke overheid staat onder druk en dat heeft invloed op de werking van het decentrale openbaar bestuur. We moeten op zoek naar hoe we de lokale democratie vitaal kunnen houden. Ik zie daarin de volgende aandachtspunten:

    • De relatie tussen het Rijk en de lokale overheid staat onder druk, wat zich met name uit in financiële vraagstukken. In de kern gaat het om de vraag hoe je naar de lokale democratie kijkt. Zijn gemeenten uitvoeringsorganisaties of volwaardige lokale democratieën?
    • Is differentiatie van taken en bevoegdheden bij gemeenten mogelijk? Van grote (centrum)gemeenten mag je verwachten dat zij complexe taken kunnen uitvoeren en betalen. Waarom kunnen grote gemeenten niet vaker taken (geen bevoegdheden) van kleinere gemeenten overnemen?
    • De democratische legitimatie van samenwerkingsverbanden (zoals bijvoorbeeld Veiligheidsregio, Jeugdzorgregio en vele andere verbanden) en de wijze waarop de volksvertegenwoordiging wordt betrokken (en dus de bevolking).
    • De discussies over de inrichting, taak en positionering van lokale bestuursorganen.

    Financiële positie van decentrale overheden moet substantieel beter

    In het verlengde van het vorige punt (maar ook in deze volgorde): bestuurders en politici van decentrale overheden, verspreid over alle partijen, zijn het er over eens dat de Rijksoverheid de afgelopen jaren structureel te weinig middelen naar gemeenten heeft gestuurd. Voor een deel is dit veroorzaakt door tekorten in het sociale domein, maar ook door tekorten in de breedte van de totale (met name gemeentelijke) begrotingen. Kort samengevat: veel extra taken, maar vaak zonder voldoende knaken.

    De effecten van deze tekorten zijn pijnlijk zichtbaar. Veelal in kleinere gemeenten, waarbij het moeilijker is om tussen middelen in de begroting te schuiven. De gevolgen zijn lastenverhogingen, of bezuinigingen, bijvoorbeeld op de bibliotheken, zwembaden en subsidies, enz.

    Naast een fundamentele heroriëntatie op de verhouding tussen de Rijksoverheid en decentrale overheden (zoals in vorig punt benoemd), is het noodzaak om decentrale overheden van voldoende financiële middelen te voorzien om de basis weer op orde te krijgen. Dit kan niet zonder een verbreding van het lokale belastinggebied.