• De formatie staat (weer) op het punt van beginnen. Deze week starten de gesprekken nadat de VVD en D66 een concept-regeerakkoord hebben geschreven. Ik ben uiteraard benieuwd wat er in staat. Nu er voor de andere politieke partijen nog alle ruimte is om input te leveren, heb ik voor hen ook nog een aantal suggesties als het gaat om het lokaal bestuur.

    Grijp in op het jeugdzorgdomein

    De discussies in het jeugdzorgdomein gingen in de afgelopen kabinetsperiode vaak over geld. Zes jaar decentralisaties heeft in de jeugdzorg (nog) niet gebracht wat het zou moeten brengen. Te veel jongeren professionele lijken hulp nodig te hebben. De kernvraag is: hoe komt dat? Verwachten wij, samenleving, onderwijs en ouders, niet te veel van de ontwikkeling van een kind? En labelen we niet teveel kinderen die ‘iets’ hebben?

    De druk op ouders en onderwijs om hulp te zoeken voor een kind met lichte problemen neemt teveel toe. Terwijl ons ideaal toch moet zijn om zo min mogelijk kinderen professionele hulp aan te bieden en alleen als dat echt nodig is? Want dit ‘normaliseren’, zoals dat juist in de volksmond niet is geen heten, is ons eerlijk gezegd niet gelukt.

    Zorg is een verdienmodel geworden. Een zorgbedrijf gaat op zoek naar klanten, naar omzet. Daar is op zich niks mis mee, maar het is wel goed om afspraken en normen vast te leggen. Is het dan gek dat de aantallen zorgvragers toeneemt? En wat vinden wij eigenlijk van zorgbedrijven die forse winsten boeken?

    Zorg is geen commercieel product. Veel te veel jongeren zijn in de jeugdhulp terechtgekomen. Het maatschappelijk streven moet zijn om zo veel mogelijk jongeren in de vertrouwde omgeving te laten opgroeien, in het onderwijs, thuis en in de eigen omgeving. Het is onze stellige overtuiging dat veel van de lichte jeugdzorg hoort op die plek.

    Veel gemeenten worstelen met de jeugdzorg. Aan de Rijksoverheid om gemeenten daarin te ondersteunen en dus ook in te grijpen waar het niet goed gaat. Let op, dat is wat anders dat centraliseren.

    De Regionale Energiestrategieën (RES) zijn niet (meer) het instrument om de klimaatdoelen te halen

    Ik ga hier geen pleidooi houden voor een stevig klimaatbeleid. Dat doen anderen al. Maar de wijze waarop in de afgelopen jaren keuzes zijn voorgesteld in de energietransitie verdient geen schoonheidsprijs. Want welke democratische legitimiteit ligt er eigenlijk onder deze ingrijpende keuzes? Het regionale karakter van het RES-bod maakt dat er weinig maatschappelijke betrokkenheid sprake is. Ja, er zijn inspraakrondes, maar wat is dat waard als het via het college van gemeente X, naar de gemeenteraad van gemeente X, naar het complete bod van regio Y gaat? Dan blijft er van dat kleine belang weinig over. Nu is dat door goede participatievormen (maar ingewikkeld!) nog een klein beetje te repareren. Ingewikkelder is de legitimiteit als je moet constateren dat een gemeente door deze constructie wel mag invullen hoe zij maatregelen gaan nemen, maar niet de principiële keuze op tafel kunnen leggen of zij zelf een maatregelenpakket zouden willen nemen. Daarmee is alle democratische grond verdwenen. Zullen we het dan maar niet meer over draagvlak hebben?

    Dit leidt af. Zoals u ziet. Tijd voor ingrijpende maatregelen voor de industrie? En zullen we dat op Rijksniveau, of waar het kan, op provinciaal niveau doen? Daarmee zet je stappen. De opbrengsten uit de RES zijn maar kruimelwerk.

    Neem gemeenten en provincies serieus en houdt de lokale democratie vitaal

    De relatie tussen de Rijksoverheid enerzijds en anderzijds de provinciale en gemeentelijke overheid staat onder druk en dat heeft invloed op de werking van het decentrale openbaar bestuur. We moeten op zoek naar hoe we de lokale democratie vitaal kunnen houden. Ik zie daarin de volgende aandachtspunten:

    • De relatie tussen het Rijk en de lokale overheid staat onder druk, wat zich met name uit in financiële vraagstukken. In de kern gaat het om de vraag hoe je naar de lokale democratie kijkt. Zijn gemeenten uitvoeringsorganisaties of volwaardige lokale democratieën?
    • Is differentiatie van taken en bevoegdheden bij gemeenten mogelijk? Van grote (centrum)gemeenten mag je verwachten dat zij complexe taken kunnen uitvoeren en betalen. Waarom kunnen grote gemeenten niet vaker taken (geen bevoegdheden) van kleinere gemeenten overnemen?
    • De democratische legitimatie van samenwerkingsverbanden (zoals bijvoorbeeld Veiligheidsregio, Jeugdzorgregio en vele andere verbanden) en de wijze waarop de volksvertegenwoordiging wordt betrokken (en dus de bevolking).
    • De discussies over de inrichting, taak en positionering van lokale bestuursorganen.

    Financiële positie van decentrale overheden moet substantieel beter

    In het verlengde van het vorige punt (maar ook in deze volgorde): bestuurders en politici van decentrale overheden, verspreid over alle partijen, zijn het er over eens dat de Rijksoverheid de afgelopen jaren structureel te weinig middelen naar gemeenten heeft gestuurd. Voor een deel is dit veroorzaakt door tekorten in het sociale domein, maar ook door tekorten in de breedte van de totale (met name gemeentelijke) begrotingen. Kort samengevat: veel extra taken, maar vaak zonder voldoende knaken.

    De effecten van deze tekorten zijn pijnlijk zichtbaar. Veelal in kleinere gemeenten, waarbij het moeilijker is om tussen middelen in de begroting te schuiven. De gevolgen zijn lastenverhogingen, of bezuinigingen, bijvoorbeeld op de bibliotheken, zwembaden en subsidies, enz.

    Naast een fundamentele heroriëntatie op de verhouding tussen de Rijksoverheid en decentrale overheden (zoals in vorig punt benoemd), is het noodzaak om decentrale overheden van voldoende financiële middelen te voorzien om de basis weer op orde te krijgen. Dit kan niet zonder een verbreding van het lokale belastinggebied.

  • Wat een verademing was het. Van maart tot en met mei 2020. De stille stad. Dat is een persoonlijke beleving, dat weet ik. Het heeft in ieder geval het idee opgeleverd dat de stad er ook anders kan uitzien. Doordat de noodzaak om afstand te houden, was er meer ruimte nodig. Het is nu nog geen tijd om allerlei oplossingen te formuleren. Vooral vragen stellen. Ik wil in dit blog graag een aantal accenten leggen over de toekomst van de stad Apeldoorn.

    (meer…)
  • Steeds meer CDA-fracties, burgemeesters en afdelingen zijn voorstander van een verbod op het afsteken van consumentenvuurwerk tijdens Oud en Nieuw. Tijd dat de CDA-kamerfractie dat ook gaat doen. Het is tijd dat het CDA achter deze maatschappelijke verandering gaat staan, net als een steeds groter wordende groep Nederlanders. Er zijn veel argumenten om te stoppen met consumentenvuurwerk: er is een groot risico op letselschade, mensen en dieren ondervinden ernstige overlast, gebouwen raken beschadigd, de luchtkwaliteit is urenlang zeer slecht, en politie en hulpverleners zijn in gevaar. Een mix van alcohol, vuurwerk en overlast maakt dat de viering van Oud en Nieuw is te gevaarlijk geworden.

    Vuurwerk bestaat al eeuwen in ons land. Het was vanaf de 18e eeuw een middel om de feestvreugde te versterken. Pas in de 20e eeuw wordt zelf vuurwerk kopen en afsteken populair. Vanaf de 60’er jaren brengt de combinatie van stijgende welvaart en toenemende import uit vooral China een grote groei van particulier vuurwerk op gang. Rotjes, voetzoekers, potten, pijlen, single shots, het is slechts een greep uit de talloze vormen van vuurwerk. Vorig jaar schoten Nederlanders weer miljoenen euro’s aan vuurwerk de lucht in.

    Voor een aantal vuurwerkliefhebbers en mensen die van traditie houden gaat het nu misschien wat snel. We zijn er niet op uit om voor- en tegenstanders van vuurwerk tegen elkaar uit te gaan spelen. Er is al meer dan genoeg polarisatie in ons land. In het jaar dat voor ons ligt willen wij een beroep doen op positieve krachten in onze samenleving om samen die verandering mee te gaan maken. Wij rekenen erop!

    Met alleen een verbod zijn we er niet. Het moet mogelijk blijven om in dorpen en wijken op een centrale plek collectief, gecontroleerd en veilig vuurwerk af te steken. Gemeenten moeten daarmee aan de slag. In Australië bijvoorbeeld organiseren de plaatselijke Kamers van Koophandel al tientallen jaren een centraal vuurwerk.

    Als gemeentebesturen staan we soms letterlijk in de vuurlinie. Een afsteekverbod overlaten aan gemeenten is te makkelijk. Er wordt nu ook van de landelijke politiek actie verwacht.

  • Op donderdag 20 juni werd de Voorjaarsnota behandeld in de Apeldoornse gemeenteraad. In de Voorjaarsnota worden de kaders voor het opstellen van de jaarlijkse begroting geformuleerd. Ik sprak bij de algemene beschouwingen voor de Voorjaarsnota de volgende tekst uit: 

    Een voorjaarsnota met twee gezichten.

    En dat in onrustige tijden. We zien totaal verschillende verkiezingsuitslagen in een paar maanden tijd. De politieke arena lijkt meer en meer op een woordenstrijd tussen flanken op links en rechts. In alle heftigheid lijkt het gewone midden wel oorverdovend stil.  

    Er is in slechts enkele decennia veel veranderd. Want met de teloorgang van geloof en kerk als samenbinder gaan mensen op zoek naar nieuwe ankerpunten. Er ontstaan nieuwe, scherpere scheidslijnen. We zien die scheidslijnen op diverse terreinen terug: sociaal-economisch door grotere inkomensverschillen, botsing van ideeën over immigratie en duurzaamheid, onderwijsachterstanden, traditie vs. toekomstgeloof. 

    We zien als reactie veel overheden driftig op zoek gaan naar allerlei vormen van burgerparticipatie. Wat ons betreft begint het bij leiderschap. Het goede en integere voorbeeld geven, fatsoenlijk met elkaar omgaan, dichtbij mensen staan en strijden voor onze inwoners. Een politicus moet bezwaren en zorgen benoemen, maar bovenal ook hoop en perspectief bieden. 

    (meer…)
  • Molenmaker Klaas Kremer

    Mijn betovergrootmoeder Anje Kremer werd geboren in 1845, en groeide op in een gezin met vijf kinderen. Zij trouwde later met Jan Lammert Havinga. Haar oudere broer Klaas Eltjes Kremer stond in Thesinge bekend als de molenmaker. De schrijver Oomkes heeft in een van zijn boeken over hem geschreven.

    Klaas Eltjes Kremer woonde met zijn echtgenote Harmina Wieringa vlakbij de molen Germania in Thesinge in een boerderij waar ook een molenwerkplaats was gevestigd. Op het erf van de boerderij werd rond 1890 door de molenmakers Christiaan Bremer uit Middelstum en Klaas Eltjes Kremer een molentje gebouwd. Het molentje draagt de naam ‘De David’ (bron).

    Molentje ‘De David’, met op de achtergrond de Thesingse molen Germania.

    In 1894 werd het molentje verkocht aan J. Bolhuis, die het 500m verplaatste. In 1934, na 40 jaar trouwe dienst, werd het molentje door molenmaker Thomas Bremer in Adorp aangekocht, gerestaureerd en opgeslagen. Sinds kort staat het molentje naar verluid in Warffum, in openluchtmuseum Het Hoogeland. (bron)

    Klaas Eltjes Kremer overleed in 1915. Zijn vrouw Harmina Wieringa in 1911. Ze liggen beide begraven in Thesinge, waarvan de grafstenen hieronder het bewijs zijn (bron).