Wat een verademing was het. Van maart tot en met mei 2020. De stille stad. Dat is een persoonlijke beleving, dat weet ik. Het heeft in ieder geval het idee opgeleverd dat de stad er ook anders kan uitzien. Doordat de noodzaak om afstand te houden, was er meer ruimte nodig. Het is nu nog geen tijd om allerlei oplossingen te formuleren. Vooral vragen stellen. Ik wil in dit blog graag een aantal accenten leggen over de toekomst van de stad Apeldoorn.
Steeds meer CDA-fracties, burgemeesters en afdelingen zijn voorstander van een verbod op het afsteken van consumentenvuurwerk tijdens Oud en Nieuw. Tijd dat de CDA-kamerfractie dat ook gaat doen. Het is tijd dat het CDA achter deze maatschappelijke verandering gaat staan, net als een steeds groter wordende groep Nederlanders. Er zijn veel argumenten om te stoppen met consumentenvuurwerk: er is een groot risico op letselschade, mensen en dieren ondervinden ernstige overlast, gebouwen raken beschadigd, de luchtkwaliteit is urenlang zeer slecht, en politie en hulpverleners zijn in gevaar. Een mix van alcohol, vuurwerk en overlast maakt dat de viering van Oud en Nieuw is te gevaarlijk geworden.
Vuurwerk bestaat al eeuwen in ons land. Het was vanaf de 18e eeuw een middel om de feestvreugde te versterken. Pas in de 20e eeuw wordt zelf vuurwerk kopen en afsteken populair. Vanaf de 60’er jaren brengt de combinatie van stijgende welvaart en toenemende import uit vooral China een grote groei van particulier vuurwerk op gang. Rotjes, voetzoekers, potten, pijlen, single shots, het is slechts een greep uit de talloze vormen van vuurwerk. Vorig jaar schoten Nederlanders weer miljoenen euro’s aan vuurwerk de lucht in.
Voor een aantal vuurwerkliefhebbers en mensen die van traditie houden gaat het nu misschien wat snel. We zijn er niet op uit om voor- en tegenstanders van vuurwerk tegen elkaar uit te gaan spelen. Er is al meer dan genoeg polarisatie in ons land. In het jaar dat voor ons ligt willen wij een beroep doen op positieve krachten in onze samenleving om samen die verandering mee te gaan maken. Wij rekenen erop!
Met alleen een verbod zijn we er niet. Het moet mogelijk blijven om in dorpen en wijken op een centrale plek collectief, gecontroleerd en veilig vuurwerk af te steken. Gemeenten moeten daarmee aan de slag. In Australië bijvoorbeeld organiseren de plaatselijke Kamers van Koophandel al tientallen jaren een centraal vuurwerk.
Als gemeentebesturen staan we soms letterlijk in de vuurlinie. Een afsteekverbod overlaten aan gemeenten is te makkelijk. Er wordt nu ook van de landelijke politiek actie verwacht.
Op donderdag 20 juni werd de Voorjaarsnota behandeld in de Apeldoornse gemeenteraad. In de Voorjaarsnota worden de kaders voor het opstellen van de jaarlijkse begroting geformuleerd. Ik sprak bij de algemene beschouwingen voor de Voorjaarsnota de volgende tekst uit:
Een voorjaarsnota met twee gezichten.
En dat in onrustige tijden. We zien totaal verschillende verkiezingsuitslagen in een paar maanden tijd. De politieke arena lijkt meer en meer op een woordenstrijd tussen flanken op links en rechts. In alle heftigheid lijkt het gewone midden wel oorverdovend stil.
Er is in slechts enkele decennia veel veranderd. Want met de teloorgang van geloof en kerk als samenbinder gaan mensen op zoek naar nieuwe ankerpunten. Er ontstaan nieuwe, scherpere scheidslijnen. We zien die scheidslijnen op diverse terreinen terug: sociaal-economisch door grotere inkomensverschillen, botsing van ideeën over immigratie en duurzaamheid, onderwijsachterstanden, traditie vs. toekomstgeloof.
We zien als reactie veel overheden driftig op zoek gaan naar allerlei vormen van burgerparticipatie. Wat ons betreft begint het bij leiderschap. Het goede en integere voorbeeld geven, fatsoenlijk met elkaar omgaan, dichtbij mensen staan en strijden voor onze inwoners. Een politicus moet bezwaren en zorgen benoemen, maar bovenal ook hoop en perspectief bieden.
Mijn betovergrootmoeder Anje Kremer werd geboren in 1845, en groeide op in een gezin met vijf kinderen. Zij trouwde later met Jan Lammert Havinga. Haar oudere broer Klaas Eltjes Kremer stond in Thesinge bekend als de molenmaker. De schrijver Oomkes heeft in een van zijn boeken over hem geschreven.
Klaas Eltjes Kremer woonde met zijn echtgenote Harmina Wieringa vlakbij de molen Germania in Thesinge in een boerderij waar ook een molenwerkplaats was gevestigd. Op het erf van de boerderij werd rond 1890 door de molenmakers Christiaan Bremer uit Middelstum en Klaas Eltjes Kremer een molentje gebouwd. Het molentje draagt de naam ‘De David’ (bron).
Molentje ‘De David’, met op de achtergrond de Thesingse molen Germania.
In 1894 werd het molentje verkocht aan J. Bolhuis, die het 500m verplaatste. In 1934, na 40 jaar trouwe dienst, werd het molentje door molenmaker Thomas Bremer in Adorp aangekocht, gerestaureerd en opgeslagen. Sinds kort staat het molentje naar verluid in Warffum, in openluchtmuseum Het Hoogeland. (bron)
Klaas Eltjes Kremer overleed in 1915. Zijn vrouw Harmina Wieringa in 1911. Ze liggen beide begraven in Thesinge, waarvan de grafstenen hieronder het bewijs zijn (bron).
Stormvloeden hebben Zeeland tot in het recente verleden geteisterd. Tussen 1134 en 1530 waren er meer dan 45 ernstige overstromingsrampen. Sint Felix quade saterdach op 5 november 1530 was de grootste ramp. Alleen de kerktoren van Kortgene stak nog boven het water uit. Toen men twee jaar Noord Beveland bijna had hersteld, werd al dit werk verwoest door de Allerzielenvloed van 2 november 1532. Door deze twee vloeden ging veel land permanent verloren. Sindsdien bleef het “drijvende”, dus onbedijkt en onbeschermd tegen wind en water, tot tussen 1598 en 1697 het land opnieuw werd ingepolderd en opnieuw bevolkt. De polders van Wissenkerke en Kortgene worden namelijk later ingepolderd dan Colijnsplaat. Meer informatie over de inpoldering van Noord Beveland is hier te vinden. De nieuwe bewoners waren vooral van Schouwen en Duiveland en van Tholen afkomstig (bron: P.W. Meertens – Zeeuwse familienamen).
Wat brengt mij nu bij dit verhaal? Wel, de stamvader van de familie Kooman, Willem Willemse Kooman (1779-1833), stamt via Gerard Maartense Kooman af van de familie Harthoorn. Willem Willemse Kooman woonde en werkte in Looperskapelle en Duivendijke op het huidige Schouwen-Duiveland. Zijn opa Gerard Maartense Kooman is geboren in Oud-Vossemeer en later naar Schouwen-Duiveland verhuisd. Zijn moeder heette Janneken Reyniers Harthoorn. En dat maakt het interessant. Onderstaand schema maakt het allemaal duidelijk.
In het tijdschrift Gens Nostra van januari 1976 staat een verhaal over de oudste generatie van de Zeeuwse familie Harthoorn. Anthonis Jansz. en Dina Reyniers zijn de oudste bekende familieleden, getrouwd in ca. 1620. Zij hadden 6 kinderen, voor zover bekend: Jan Anthonisz, Reinier, Pieter, Cornelis, Reijnier Anthonisse en Adriaen. De verwachting is dat een deel deze familie en voorouders, die later Harthoorn gaat heten, een van de eerste bewoners zijn van het ‘nieuwe’ Noord Beveland. Uit de doopboeken van de hervormde gemeenten van Colijnsplaat wordt duidelijk dat er halverwege de 17e eeuw twee broers hebben gewoond, Jan en Cornelis Anthonisz. Zij zijn hier gedoopt. Kort nadat de polder van Wissenkerke is drooggelegd in 1652 zijn beide broers daar ook gaan wonen. Dit blijkt uit het register van schepenakten. Daarin komt ook de naam Harthoorn naar voren. Cornelis is tot zijn dood in 1704 koster van de kerk.
Een andere broer, Reijnier Anthonisz., is als doopgetuige opgetreden bij de doop van een kind van Jan Anthonisz. en zijn vrouw Catalijnken Jans in Colijnsplaat (1650). Reijnier vertrekt later naar Sint Philipsland, doet daar belijdenis, was diaken van 1675-1685 en vertrok daarna naar Oud Vossemeer. Reijnier is de opa van de eerder genoemde Gerard Maartense Kooman.
Maar daarmee is nog niet verklaard waar deze Harthoorn’s vandaan komen. Waarschijnlijk uit Kruiningen. In 1631 is in het oudste doopboek van de hervormde gemeente van Kruiningen een doop te vinden van ‘Reynier’, zoon van Anthony Janssen en Reyniers, en later in 1634 een doop van vermoedelijke Adriaen, zoon van Anthony Janssen en Dina Reyniers. Ook kocht Jan Anthonisz., waarschijnlijk de oudste zoon, in 1642 een huis in Kruiningen binnen de ring van het dorp. Hij verkocht dat weer in 1647. Dat is waarschijnlijk het moment dat hij naar Colijnsplaat vertrok. Latere doopbewijzen onderbouwen dat twee broers naar Colijnsplaat verhuisden.
Het zijn broze bewijzen, maar het is aan te nemen dat de familie Harthoorn voor een deel de wortels heeft in het ‘nieuwe’ Noord Beveland, en voor een deel de wortels heeft in Zuid Beveland.